In de Engelse voetbalwereld is sprake van een trainerscrisis nu in de top-14 van de Premier League nog maar één coach van eigen bodem werkzaam is. Dertien van de veertien zijn buitenlanders en ook de nationale ploeg is in handen van een Duitser. De Eredivisie kent vijf buitenlandse trainers, waarvan drie bij Ajax, Feyenoord en AZ in de top. Oud-bondscoach Bert van Marwijk is een voorstander van in eigen land opgeleide coaches.
„Ajax, Feyenoord en PSV, die de traditionele top-3 vormen, hadden in de voorbije decennia zelden een buitenlandse coach. Ajax had in de
afgelopen 35 jaar één buitenlander, dat was Morten Olsen. Feyenoord had in de laatste 42 jaar één Zweed als trainer, dat was Gunder Bengtsson. PSV had in een halve eeuw Bobby Robson, Eric Gerets
en Roger Schmid.
Los van Farioli vind ik het jammer dat daar nu niet een Nederlandse trainer zit. Nederland heeft altijd zoveel goede trainers voortgebracht en ik kan me niet voorstellen dat er in ons
trainersgilde geen coach is die Ajax kan trainen
In dat opzicht is er met de komst van Francesco Farioli en Brian Priske sprake van een trendbreuk. AZ is een ander verhaal, dat heeft met Maarten Martens een man in dienst die bijna zijn hele
carrière hier speelde. Ik kan niet beoordelen hoe goed Farioli is, al kan ik wel zien dat hij het zeer naar behoren doet qua resultaten en ik kan me voorstellen dat ze bij Ajax blij met hem zijn.
Je kunt ook moeilijk zeggen dat Ajax een verkeerde keuze heeft gemaakt.
We kunnen de Nederlandse situatie niet vergelijken met Engeland. In de Premier League regeert het geld. Daar zitten de selecties ook vol met de beste buitenlandse spelers. Als het
niet loopt, wordt de portemonnee getrokken, wordt er een peloton spelers uit het buitenland gehaald en wordt ook de trainer meteen weer vervangen om zo snel mogelijk resultaten te boeken. En heel
vaak zijn die successen gebaseerd op toeval.
Raar is het natuurlijk wel. Engeland behoort als voetballand tot de top van de wereld. Maar gedreven door geld geven ze alles uit handen. Het is een bewijs van onvermogen als je voor het nationale elftal van Engeland een Duitse bondscoach (Thomas Tuchel) aanstelt.
Tegelijkertijd constateer ik dat er steeds meer academisch opgeleide mensen met een geringe achtergrond als voetballer werken. Ik bestempel niemand als ’laptop-trainer’, maar ik mis de inbreng of invloed van Engelse spelers die jarenlang in de top hebben gespeeld.
Toename academici onder coaches
Daarmee kom ik ook bij het probleem in de Nederlandse voetbal- en trainerswereld. Ook hier is een forse toename van performance-coaches en academisch geschoolde trainers, voor wie de zware
toelatingseisen bij de opleidingen van de KNVB geen drempel vormen. Die toelatingseisen vormen voor veel oud-profvoetballers wél een hindernis, terwijl de meeste potentie voor een goede trainer
nog steeds bij de oud-voetballers zit. Die moeten alleen wel worden gemotiveerd en de kans krijgen.
Ik ben ervan overtuigd dat er nog steeds ongekend veel oud-spelers zijn die de cursus willen doen, maar opzien tegen de bergen werk op de computer of hele boekwerken die ze moeten doornemen. Ik
begrijp dat de moderne coach ook afhankelijk is van tal van innovatieve middelen. Ik zie alleen steeds meer trainers die op het veld niets meer doen. De zaken zijn omgedraaid. Vroeger waren
videobeelden en analyses ondersteunend, nu zijn data en performance leidend. De moderne trainer herkent daardoor de belangrijkste momenten op het veld niet meer. Dat moeten we niet willen.
De beste manier om een team beter te maken, is door op het veld als coach met je spelers te werken, zien wat er misgaat en het juiste moment pakken om in te grijpen. Daarom heb ik eerder gezegd: de moderne trainer is de ouderwetse trainer.
Eisen cursus veel te hoog
Om meer oud-voetballers met een jarenlange ervaring en goede kijk op het spel – en misschien minder academische achtergrond – de gelegenheid te bieden, moet toetreding tot de cursussen aantrekkelijker en eenvoudiger worden gemaakt. In plaats daarvan is het steeds ingewikkelder geworden. De eisen zijn veel te hoog.
Wie beoordeelt in Zeist nu of iemand geschikt is om een goede trainer te worden? Het is niet op basis van schriftelijke toelatingsexamens te bepalen of een oud-prof straks geschikt is om een elftal in de Eredivisie te leiden. Bij uitgebreide toelatingsgesprekken zouden gerenommeerde oud-trainers moeten zitten. Laat het aan die mensen over om te beoordelen of ze de potentie zien.
Zet de deur verder open voor oud-profvoetballers. De drempel moet omlaag. Leid je tien trainers op of 100? Of 500? De clubs bepalen toch zelf wie er aan de bak komt. Er moet veel meer keuze zijn.
De echte potentie zit in mijn ogen nog steeds meer bij spelers die betaald voetbal hebben gespeeld. Ik ben ervan overtuigd dat er nu al jaren een grote groep potentiële trainers verloren
gaat
Oók omdat een oud-voetballer – en het gros heeft juist niet de grote bedragen verdiend – tienduizenden euro’s kwijt is voordat hij het hoogste diploma eenmaal in zijn bezit heeft. Het is bekend
dat de Nederlandse cursus tot de duurdere in Europa behoort.
Toelating goedkoper
Als je een doorsnee carrière achter de rug hebt, komt er vaak een baantje als jeugdcoach bij je eerste club of de club waar je het langste hebt gediend. Daar staat een kleine vergoeding tegenover
en geen groot salaris. Daarom zou elke trainerscursus financieel voor oud-voetballers véél aantrekkelijker moeten zijn
We hoeven niet alleen maar oud-voetballers naar voren te schuiven. Die categorie moet er zelf ook wat voor doen, al constateer ik wel waar vaak de schoen wringt. In vergelijking met trainers die
een academische achtergrond hebben, moeten ze veel meer gestimuleerd worden om zich te presenteren.
Nu krijgen academici de overhand. In de Premier League stelt Brighton een coach aan van 31 jaar die in de lagere regionen van het Duitse voetbal speelde. Als slimmeriken – ze spreken hun talen goed, houden strakke presentaties – ook nog succes hebben, komt er kopieergedrag bij clubs en verwerft die categorie coaches een positie in de voetbalwereld. Dat is wel knap van die gasten.
In Nederland kunnen we ons het beste vergelijken met een voetballand als Portugal. Daar zijn op dit moment twee buitenlandse coaches, bij Boavista en Estoril. De bond leidt veel trainers op in
eigen land en voor de clubs zijn de Portugese coaches ook nog eens goedkoper.